in Schakels, jg. 22 nr. 1 (2005)
Zaterdag
13 november 2004. In Alken laat de straatverlichting het afweten. De
duisternis is op de haast verlaten wegen middeleeuws. Zo is het na zonsondergang
in het overgrote deel van de wereld gesteld. Maar op Sint-Truidens territorium
doen de lampen het wel. Sint-Trudo ter ere of de Maagd van Kortenbos,
beschermster van de stadsrand. Zo merk je in onze moderniteit eens klaar
het onderscheid tussen de verstoken boerenbuiten van een slaapgemeente
en de bruisende gloed van een nachtstad. Hoewel de aloude ongroene lokroep
"Stadslucht maakt vrij" enigszins achterhaald is...
Deze aanloop slechts om te beduiden, dat we op weg zijn naar een voorname
stedeling. Want het grensgebied tussen Zepperenen Sint-Truiden mag dan
nog ruraal zijn, het hoort bij de stad van de kSTVV, de KCST, De Bonte
Os, Jef Cleeren, de Goei Pelisse (vroeger toch), De blauwe Hond en de
Chaussée d' Amour, regelmatig gemediatiseerd door de huidige
sp.a-burgervader Ludwig. Het zou niet de eerste keer zijn, dat we voor
ons interview-babbeltje in het duister tasten. Maar met veel geluk en
een goede stratenatlas konden we ditmaal probleemloos uit ons karretje
stappen aan nr. 26 van Kabei, 3800 Sint-Truiden. Waar we van op de oprit
door verlicht-je-zelf-lampen werden verwelkomd. Oud-collega Frans Van
Rompaey, nog maar vanaf dit schooljaar met pensioen, liet ons handenschuddend
zijn schitterende hal binnen. Het laatst aangewende adjectief is ditmaal
geen (on?-)gepaste overdrijving. Want rechts van ons blikkerden de edelachtige
metalen van ontelbare prijsschapen-trofeeën in onze brillenglazen.
En links van ons, jawel, blikkerden de even edelachtige (er zijn nu
eenmaal dingen die voor herhaling vatbaar zijn) prijspostduiventrofeeën.
Die laatste eerlijk gewonnen door Frans' benjamin en onze oud-leerling
Karlo. Ongelooflijk, maar zoals Sint Thomas hebben we het met eigen
ogen gezien, met onze eigen handen betast: wat vermag in een luttel
tijds een toegewijd, gepassioneerd en succesrijk hobbyist al niet te
presteren, en te vergaren?
Over een en ander vindje elders méér moois.
Frans Van
Rompaey draagt een mooie oud-Vlaamse naam, die vrij vertaald zou betekenen:
Van het Ruime Pad (alias: van de grote weg). Hij is de oudste in een
groot gezin en werd geboren in 1947 in Schriek, fusiegemeente nu deel
uitmakend van Heist o/d Berg. "Va en Moe hebben ons in de trant
van die tijd, dus braaf opgevoed. Ze hebben voor ons vele kansen gecreëerd
door plichtbewust en hard te werken." Hun gezin werd getroffen
door diverse overlijdens. "Mijn ooms en tantes, broers en zussen
zijn meestal onderwijskrachten: leraars, directeurs.. .quasi met een
school getrouwd."
Als vrolijke buitenjongen bleef Frans tot zijn l2de in Schriek. Een
snuggere veelbelovende knaap als hij kwam zonder meer in een Latijns-Griekse
humaniora terecht. In zijn geval als intern. Eerst in Wezembeek-Oppem
(Tervuren) in het H.-Hartcollege, dat gerund werd door
de Priesters van het Heilig Hart (die ook in Lanaken onderdak vonden).
Na zijn derde verhuisde hij voor de middelbare bovenbouw naar het Instituut
'Hagelstein', dat ook door reguliere geestelijken werd bestuurd, n.l.
door de Paters Passionisten (bij ons o.m. bekend op de Diepenbeekse
Rooierheide). Frans doorliep daar - en dat was in St.-Kathelijne-Waver
- zijn poësis en retorica. Hij komt er openlijk voor uit, dat hij
tijdens zijn middelbare studies over 't algemeen slechts matig geïnteresseerd
was. "Ik ging niet graag naarschool!".
Inmiddels deed oud-collega Richard Sweldens zijn mathematische intrede,
ook passerend aan de edelachtige metalen pronkstukken... Maar dat had
je wel vermoed. Als bestuurslid van onze verenigingis hij steeds bereid
- wat we bij hem erg appreciëren - de avondlijke gezelligheid van
een interviewbeurt te komen versterken. Oef, wat een zin, God betere
het!
Richard is oud-leraar van Madeleine, Frans' charmante echtgenote. In
het begin van Richards carrière, precies in zijn eerste leraarsjaar,
zat Mejuffrouw Madeleine Thierie van Montenaken onder zijn hoede. Dat
was bij de prominente Mères Ursulines in Sint-Truiden, waar Richard
in die dagen de eindjes aan elkaar knoopte door enkele uurtjes cumul
te komen plegen, vanuit zijn reeds vaste onderwijsstek, het A. College.
Was er in die prehistorische tijden al een gebrek aan vrouwelijke roepingen?
Feit is, dat Richard daar Mère Bemarda opvolgde (in de plaats
van een fris jong ursulientje). Zo genoot Madeleine hem daar op haar
zesde jaar. Onze cijferbolleboos is dan bij de plechtstatige Mères
opgevolgd door Marcel Sneyers, die het daar blijkbaar beter aan boord
legde en directeur werd. En zelfs mede-architect werd van de KCST-fusie.
Dat neemt niet weg, dat Richard op zijn vraag spoedig via zijn oud-leerlinge
een geurige senseo-koffie onder de neus had. Want hij had een drukke
dag achter de rug. Een opa wil nu eenmaal graag gelijke tred houden
met zijn uit de kluiten groeiende kleinkinderen. Over het directeurschap
hebben Frans en Richard uiteenlopende meningen. Volgens onze gastheer
is de directeur zijn leraars de baas. Richard prijst zich zaligd at
hij als perfectionist geen directiefunctie heeft moeten waarnemen, daarbij
rekening houdend met de verzuchtingen van b.v. voormalige collega's.
"Ik heb, aldus Richard, een schitterende loopbaan genoten, waar
ik te midden van knappe leerlingen en goede ouders met plezier mijn
werk kon doen. Als directeur heb je teveel katten te geselen... en ik
ben geen Ieperling...".
Wij
verheugen ons erop dat er dus onderwijsmensen zijn - en die zijn er
tussen de actievelingen nog in Sint-Truiden te vinden- die positief
(terug)denken aan een job die momenteel in bepaalde middens niet meer
zo bejubeld wordt.
Bij de positivo's is duidelijk ook Frans, die zijn eigen leerlingentijd
dan wel iets minder soeps vindt. Maar daarna keerde het tij. Zijn retorica,
die in 1965 ten einde liep, telde slechts 8 rederijkers. Daarvan "traden"
er 3"binnen". 2 klasgenoten bij de Passionisten en eentje
toog naar de filosofie van het aartsbisdom Mechelen. Jef was Frans'
beste klasmakker en de enige die het tot priester bracht ondanks het
kattenkwaad waarom ook hij voordien bestraft werd in Hagelstein, waar
hij - ironie van het lot? –als niet-Passionist directeur zou worden.
Zo verging het vriend Jef Verelst. Dus was het katholiek onderwijsnet
in Frans' tijd nog aardig op roepingen gefocust. Hoewel toen de grote
terugval zich begon te manifesteren.
Frans zocht zijn levensweg in een andere richting. Tegenwoordig wordt
er gewikt en gewogen om uit te vissen welke hogere studies de student
best zou aanvatten. PMS'en of CLB's kwamen er na Hagelstein niet aan
te pas. Wel een eenvoudige handleiding waarin Frans' oog viel op een
richting van slechts 2 jaar, m.n. Plastische Opvoeding. "We hadden
nooit een tekenleraar gehad. Ik tekende stiekem in mijn handboeken en
zag toevallig voor 't eerst cartoons in "De lachende tekenpen"
van Gaston Durnez. En't was maar 2 jaar studeren!" Frans' talent
was er wel degelijk. 'Latent' zoals men dat zo verwachtingsvol weet
te verwoorden. Echter via een zwaar toegangsexamen zou student Van Rompaey
pas ingeschreven worden. Het werd een gevecht van 3 dagen lang vol hete
hangijzers van tot nog toe ongekende praktische proeven en nooit vermoede
technieken. Met de hakken over de sloot werd hij in de St.-Thomas-,
ook wel de St.-Lucasschool toegelaten. Die sloot was inderdaad een niet
oneerbare hindernis wegens geen enkele plastische ervaring van de kandidaat-regent
met een 'antieke' voorgeschiedenis.
De aversie voor studies was nu echt voorbij. Frans kon op de ingeslagen
weg zijn sterk creatieve geest vrij ontplooien. En de noodzakelijke
handvaardigheid voor het slagen daartoe lag in zijn afdeling voor het
rapen. Eenieder die Frans kent, weet dat hij een minzaam, spontaan,
kameraadschappelijk, empathiserend en zeer sociaal man is, wars van
alle capsones of andere poeha. Een man die veel bewogen bereidheid toont
in de ontmoeting met zijn evenmens. Zo hebben we hem vele jaren mogen
meemaken, zo is hij van nature uit. Niet verwonderlijk dat zijn medestudenten
(zoals ook later zijn leerlingen) hem destijds als vanzelf op handen
droegen. Daarbij is hij omwille van zijn sportieve kwaliteiten populair.
Goede vrienden won hij ook als gedreven supporter... Heel aannemelijk
dus dat hij in zijn Sint-Thomastijd tot preses werd verkozen. "Al
heb ik het niet op al dat gespeech en podiumgedoe, om mijn boodschap
over te brengen... !" Een ondernemende preses die met zijn presidium
zich niet intra muros opsloot. Zo ontmoette hij op een memorabele 'theedansant'
(stijlvol begrip, nu a.h.w. stammend uit grootmoeders tijd, als we vergelijken
met de huidige party-'cultuur')... Hij ontmoette daar ene studentin
m.n. Madeleine Thierie. In die dagen was zij zich aan het vervolmaken
tot lerares in he tlmelda-instituut in St.-Jans-Molenbeek. Kortom die
interscolaire activiteiten deden een grote liefde ontluiken. Een Antwerpenaar
(grenzend aan Brabant) vroeg de hand van een Limburgse Schone (en die
komen hier méér voor!). En gevraagde hand schonk de Montenaakse
aan de Schriekenaar op 2 augustus 1969.
Al snorrend straalde de centrale houtkachel haar gulle warmte in het
rond. De Médoc Barbaran 2000, dieprood in zijn sierlijk glas,
werd graag de nodige eer bewezen. Na zijn 'thomistische' beeldende vorming
mocht Frans aan de slag bij dé Broeders (van de Christelijke
Scholen). In Sint-Joris, steeds in Europa's hoofdstad, waar op het menu
voornamelijk Wetenschappelijk Tekenen stond (1967-1968). "Hoewel
het aanvankelijk zwoegen was - teveel uren in 3 klassen ineens -, gaf
ik het graag. Dat vak heb ik me door zelfstudie moeten toeëigenen."
Maar waar Frans' wil is, is een weg! Evident bij een natuurmens uit
het goede hout gesneden. Later bevestigde de Centrale Examencommissie
(Middenjury) officieel zijn bekwaamheid ter zake.
Maar
het leger kwam zijn jonge enthousiasme wat bekoelen. Hij mocht 12 maand
gaan kloppen. In dat flower-power-decennium (1968!) geloofden hier nog
maar weinig katten in de noodzaak van erop los schietende tot op het
been gedrilde jongelui... In Turnhout werd hij gekneed tot 'transmissionaris'.
En zijn eenheid vond hij daarna in het groene Hoogboom (Ekeren), waar
een groot domein slechts één compagnie, n.l.122 1TR, herbergde.
Zijn dagindeling "bij den troep" staat hem fris voor de geest.
Zijn eigenlijk wapen was de jeep van piket. Die mocht hij bij slecht
weer nemen in plaats van een kaki fiets. Maar Frans vond het weer altijd
nogal bedenkelijk, want Belgisch! Als dispatch rider reed hij
al in de vroege uurtjes (het leger waakt een heel etmaal rond) naar
de post en al naar gelang van zijn missie van hot naar haar. Maar niet
te snel. Timen was de boodschap: zo ontliep hij het stramme gedoe van
de vlaggengroet. Altijd. Om 8u. arriveerde hij, steeds verge-zeld van
zijn chauffeur, terug in de kazerne na een verademende deviatie langs
de mess van de officieren, waar de jonge Frans een glas koude ochtendmelk
enz. wachtte. Op een volgend toertje deed hij het secretariaat en verscheidene
diensten aan. Om 9u.30 kwam hij tijdig in de kantine, voor de eerste
break. Daar nam hij alle kranten door. In de bieb trok hij dan de wacht
op tot aan het middageten, waarop een 2de postafhaling volgde. Gelijkaardig
ceremonieel, jeep, toertje, volgende break etc... Op een filmdag moest
Frans de prent vooraf op zijn technische kwaliteit testen. Knippen hoefde
in het leger niet! Plakken kwam er wel ooit aan te pas. Tussendoor tekende
hij erop los. Hij verzorgde er het huisblad 'Het Fakkeltje', voorzag
het van prenten en foto's en wist stenciltechnieken in zijn eenheid
te introduceren, die hij alweer 'op zending' uit St.-Joris mocht betrekken.
Voor dat alles genoot hij veel vrijheid. Zijn baas (ook een KRO, Majoor
Sweldens!) waardeerde zijn extra prestaties, waaronder een vlaggenontwerp,
een bijzondere filmvertoning helemaal 'hors d'oeuvre'... en be-loon-de
op diens vraag Frans met een leuk aantal dagen gunstverlof.
Madeleine gaf intussen 2 jaar les in Hoepertingen en kreeg dus haar
benoeming. En zo was het logisch dat Frans ook voor die zekerheden en
andere Limburgse perspectieven koos. Zo kon hij hier naar werk uitkijken.
Eerst kreeg hij vaste voet in he tO.L. Vrouwcollege van Tienen, en iets
later in Meldert, waar een nieuwe afdeling startte. Daarbij kwam nog
Herk-de-Stad en tenslotte ook Sint-Truiden, waarvoor hij Tienen liet
schieten. In 1987 gaf hij bij de Mères Ursulines modetekenen,
"waartoe ik meen mij goed aangepast te hebben". Maar al veel
vroeger werd hij naar ons toenmalig Kleinseminarie gebeden, waar hij
zijn intrede deed onder wijlen E.H. Directeur Albert Moors (1972). Via
de 'grote poort' en de historische erekoer! Frans wordt dus tekenleraar
in het herfsttij van het door de collegefusie uitdovende Seminarie.
Na zijn eerste 2 jaar bij ons zou hij normaliter benoemd worden, wat
ook gebeurde in die minder overzichtelijke fusieperiode, echte rin daaraan
inherente verwarrende en onzekere omstandigheden. We zijn nu al onder
het directeurschap van E.H. Moons, oorspronkelijk Collegeleraar, die
in het Seminarie ons - en zo kijken wij een halve eeuw terug - Goethe,
Schiller, Heine, die Grenadiere en de huis-, tuin-, en keukenproblemen
van Frau Kruse kwam diets maken.
Terwijl Frans even zijn volle tot diep op de borst reikende baard met
zijn rechterhand inde plooi strijkt, kwestie van even zijn trots te
controleren (!!), prikken wij een heerlijk kaaskubusje mee, uitstekend
passend bij de goed gestructureerde wijn. Bij het nemenvan de obligate
foto's vallen Frans' trekken ons nog sterker op. Hij is een man van
- en volgend vaak misbruikte woord is hier welop zijn plaats - een groot
charisma. Zijn zachtmoedige vastberadenheid, zijn goedmoedige kritische
ingesteldheid, zijn interesse voor de medemens (wij vallen in herhaling,
wat niet steeds gek is!), zijn meeleven met zijn kinderen... zijn liefdevolle
waardering voor de natuur, ook de Haspengouwse waardoor hij zich graag
liet overrompelen... Dat alles en veel meer straalt de natuurmens Frans
Van Rompaey uit, wat bij wie hem nader kent als vanzelf opvalt.Z ijn
leraarschap heeft hij ernstig ter harte genomen. "Ik voelde me
in mijn sas met die job. Alleen de laatste jaren waren vermoeiend wegens
omstandigheden."
"En zoveel scholen, Frans! Dat was toch een zware opgave",
intervenieert een kommervolle Richard. "Inderdaad, maar ik ben
het normaal gaan vinden. Ik ben me overal gaan thuisvoelen. Dat meedraaien
in dit 'reizend volkstheater' was nu eenmaal mijn leven."
Nu is het onderwijs danig veranderd. Mocht Frans heden ten dage opnieuw
voor dekeuze staan, zou hij er liever niet meer instappen. "Ik
zou eerder aan architect denken." - "Is het dan ten kwade
geëvolueerd?" -"Zeker niet, een wereld die stilstaat
strookt niet met zijn geschiedenis. Maar met de mentaliteit van nu zou
ik toch mijn eigen invulling moeten bijstellen. Er is te veel en te
snel gewijzigd. In het onderwijs is onrust troef, al jaren". En
filosoof Frans zou zichzelf niet zijn als hij daar niet relativerend
aan toevoegde: "Is rust beter?" En hij concludeert met een
zeker heimwee: "Ieder mens heeft zijn mooiste herinneringen aan
zijn eigen goede jaren!". Zijn visie op onze maatschappij is haarfijn,
en mogelijk zelfs zo scherp als het puntje van zijn stekelig cartoonpennetje.
Hij ziet in onze Westerse beschaving dingen verkeerd lopen, hij mijdt
het woord 'ondergang', maar de klassiek gevormde Frans verwijst terloops
naar Romeinse (W+O) culturen diehun glorietijd gehad hebben...
Van zijn pennen, penselen en andere kwasten gesproken: sNARf (hou zijn
pseudoniem maar eens tegen 't licht!) heeft ze weer opgediept après
une aussi longue absence, waarin hij op andere interesses inhaakte.
Om ook op die vlakken de toppen te 'scheren'. Wat hem bijzonder goed
lukte. Daaromtrent vind je neventeksten in dit nummer die voldoende
onthullend zijn.
Mijnheer Frans Van Rompaey (in dewereld ook sNARf),
ondergetekende heeft u meer dan ooit op artistiek gebied meegemaakt.
Met een nog steeds grote dankbaarheid denkt hij (alias HVV, dus ik...)
terug aan uw spontane bereidwilligheid bij de opbouw van één
van mijn Antwerpse expo's. Na mij kwam u daar uitpakken met uw recent
werk en daarbij mocht ik op mijn beurt een handje toesteken. En dat
gebeurde in het gerenommeerde Eurotel (later Switel, berucht om een
rampzalige eindejaarsbrand) in het hart van het Antwerpse jodenkwartier.
Yasser A. is niet meer. Maar toen u hem in die enorme hotellobby had
opgehangen (zie cartoon elders in dit blad) heeft ook u met een Israëlisch
ei gezeten. Want ter zake kon de door 'verongelijkte' gasten bestookte
hoteldirectie niet lachen, en ook uw gealarmeerde Mevrouw niet, toen
althans...! Of hoe uw pen in staat is verre gemoederen te verontrusten.
(Ook dienaangaande vindt de lezer(es) meer details in een begeleidende
tekst).
Namens de Truiense oud-leerlingen (mede namens uw vele oud-collega's)
wensen wij u samen met Mevrouw nog vele gelukkige jaren op de Kabei.
Samen ook met uw eigen K3-trio (uw kinderen Kristel, Koen en Karlo)
en met uw kleinzoontje Robert. Droom nog zoet van uw schaapjes (op het
droge?) en duifjes, en mocht een nachtmerrie uw rust verstoren, u heeft
thuis die knappe dierenarts Karlo bij de hand. Ook namens Richard onze
beste dank voor die leuke avond. Het was ons een groot genoegen.
Herman Van Vinckenroye (nov. 2004).